dinsdag 27 oktober 2009

Snotverbod

Als ik naar mijn werk fiets hoef ik niet over les Alpe d'Huez. Er worden mij geen bidons met rehydraterende sportdrankjes aangereikt of sponzen met water. Ik heb geen strak wielrennerspakje aan (gelukkig!) en ik fiets ook geen 40 km per uur. Dat geldt eveneens voor mijn medeweggebruikers op de fiets.

Waarom, oh waarom (?!) hebben sommige fietsers dan de smerige gewoonte om zo maar te spugen of (nog erger!) hun neus te snuiten op de fiets? Zonder op of om te kijken verzamelen ze een flinke klodder speeksel en spugen dit zonder enige gêne opzij. Daarbij geen rekening houdend met de fietsers achter zich. Yak! Die keer dat ik het speeksel van de fietser voor mij op mijn broek kreeg, zat ik bijna kokhalzend op de fiets.

Spugen is al smerig, maar het snuiten van je neus op de fiets is werkelijk te ranzig. Het zou verboden moeten worden, een snotverbod! Het gebaar alleen al: met één vinger wordt een neusgat dichtgedrukt, er wordt voldoende lucht verzameld om met grote kracht het andere neusgat leeg te krijgen en met een ingespannen blik wordt het hoofd opzij gedaan en de neus geleegd. Ik zou dan heel hard willen roepen: "Je bent verdorie Lance Armstrong niet die het snot voor zijn ogen wegfietst om zijn zoveelste Tour te winnen!". Maar de horror die zich van mij meester maakt na het aanschouwen van zo'n tafereel zorgt ervoor dat ik geen woord meer kan uitbrengen.

Daarom bij deze een oproep aan alle fietsers die zich in bovenstaand relaas herkennen: koop een voordeelverpakking Kleenex, slik je speeksel door of schaf een kwispedoor aan, maar doe bovenstaande NOOIT meer!

zondag 11 oktober 2009

Blog in dialect: Smilde

Stilletjes staat hij bovenop het veen. Met zijn stikker snijdt hij het veen op maat. Telkens opnieuw een blokje. Snijden, steken, snijden, steken. Achter hem worden de turven verder losgestoken en op een kruiwagen geladen. Met een beetje geluk haalt de ploeg vandaag wederom de 6000. Zesduizend turven, een groot deel daarvan door hem op maat gesneden.

Hij geniet van het werk, ook al is het erg zwaar. 's Avonds is hij zo vermoeid dat hij na het eten meteen gaat slapen. Maar ook dat vindt hij niet erg. De stilte, dat is waar hij van houdt. De andere turfstekers maken wel eens grapjes over hem: "Hee stille, zeg eens wat! Het veen kletst nog meer dan jij!". Maar daar reageert hij niet op. Hij vindt het gewoon niet fijn om te praten; zegt alleen het hoognodige.

Twaalf weken duurt het graafseizoen. Sinds hij in Smilde woont, werkt hij elk jaar in ploegen om het veen af te steken. Ook al behoort hij als veenarbeider tot de laagste sociale rang, hij is blij dat hij hier terecht kan. In zijn geboortedorp kon hij niet blijven. Hier in Smilde kent niemand hem en dat wil hij graag zo houden. Zijn mond houden, dat is voor iedereen het beste.

Snijden, steken, snijden, steken. De dag zit er bijna op. Hij zet net zijn stikker in een nieuw stuk veen wanneer hij achter zich zachtjes "Hoi" hoort. Hij schrikt op uit zijn gedachten en draait zich om. Voor hem staat een meisje met blonde haren, die onder de zakdoek op haar hoofd vandaan steken. De bruine vegen op haar gezicht verraden dat ook zij een veenarbeider is. Hij kent haar niet en wil zich weer omdraaien.

Maar dan ziet hij haar uitgestoken hand. De hand is gesloten en vragend kijkt hij het meisje aan. "Jij bent toch Sijtze?" Hij knikt en vraagt zich koortsachtig af hoe zij dat weet. Het meisje kijkt hem aan en wacht totdat hij wat zegt. Maar Sijtze houdt zich stil. "Ik ben gestuurd door je vader. Ik moet je dit geven." Ze opent haar hand en geeft hem een klein opgevouwen pakje. "Hij laat je weten dat het je vergeven is. Hij kent de waarheid nu." Ze draait zich om en loopt weg, hem verbaasd achterlatend.

Met trillende handen opent hij het pakje. Zodra hij de inhoud ziet, zakt hij snikkend op zijn knieën, bovenop het turf dat hij net gesneden heeft. De veenbaas roept dat hij door moet werken, maar het kan hem niet schelen. In zijn hand houdt hij een medaillon, een medaillon dat hij uit duizenden herkent.

Het is een sieraad van zijn moeder, die vijf jaar geleden gestorven is. Gestorven in zijn armen, terwijl hij wanhopig probeerde haar te redden. Toen zijn vader hem zo vond, werd hij zo kwaad dat hij hem het huis uitzette. "Heb je nu je zin?!" brulde hij met een van verdriet vertrokken gezicht. "Ze is dood, dood! Wat heb je gedaan? Ga uit mijn ogen! Ik wil je nooit meer zien." Sijtze probeerde het uit te leggen, dat hij het niet gedaan had en haar juist probeerde te redden, maar zijn woorden botsten tegen een muur van onbegrip en haat. Zijn vader had zich al van hem afgekeerd.

Hij was meteen vertrokken, zonder een cent op zak. Hij vond werk als veenarbeider en probeerde zijn verleden achter zich te laten, zijn lippen stijf op elkaar. Vijf jaar lang had hij gezwoegd en geprobeerd te vergeten. Maar nu was het voorbij. Zijn vader kent eindelijk de waarheid. Het hoe, wat, waarom en wanneer zou hij nog wel horen. Het belangrijkste is dat hij niet meer bang hoeft te zijn. Hij mag eindelijk zijn mond weer opendoen.

Sinds die dag is Sijtze veranderd. Woorden stromen uit zijn mond. Hij wil praten, vertellen, zingen en lachen. Al die jaren heeft hij nauwelijks gesproken, maar wel geluisterd. Geluisterd naar alle mensen met wie hij zwoegde. De mensen uit alle windstreken van het land, allemaal met hun eigen dialect. Zijn woorden vormen een prachtige mix van al deze klanken en smelten samen tot een eigen dialect. Zijn dialect: het Smillegers.

[Blog in dialect is een idee van Soyrosa en is geïnspireerd op een van de geluidsfragmenten die de afgelopen decennia zijn verzameld door onderzoekers van het Meertens Instituut. De verhalen van deze personen zijn soms wonderbaarlijk mooi, en ook opvallend oprecht. Kies je eigen dialect (het dialect van de streek of stad waarin je zelf geboren bent), beluister het fragment of de fragmenten, verbaas je over het verhaal van de personen die dit dialect spreken, en laat het fragment de basis zijn van een blogje. Dit blog is geïnspireerd op opname 1 in de categorie: Drenthe --> Smilde]

zondag 4 oktober 2009

Heb jij dat nou ook?

Ik ben geen mietje. Een beetje regen doet me niets. Dus ook tijdens zachte miezerbuien, harde miezerbuien, stortbuien of ferme slagregens fiets ik elke dag op en neer naar mijn werk. Ik neem hooguit een paraplu mee. Wanneer het niet waait, that is. Want er is niets lulligers dan met een verbeten hoofd en witte knokkels rondom het handvat op de fiets te zitten, terwijl je verwoed probeert je paraplu weer in de normale stand te krijgen.

Leuk is het niet, kleddernat geregend worden. Maar gedeelde smart is halve smart: in een land met ruim 16 miljoen inwoners ben ik vast niet de enige met een coupe doorweekt en een plakkende spijkerbroek. En daar gaat het dus mis! Er bestaat namelijk een zeer vreemd fenomeen dat altijd mij lijkt te treffen.

Vorig week was het ook weer zo ver. Na het werk bleek het erg hard te miezeren. Het woord 'miezer' lijkt te suggereren dat het gaat om een klein, ja miezerig, buitje waar je amper nat van wordt. Zo'n buitje waar je fluitend doorheen fietst. Maar bij harde miezer is niets minder waar. Harde miezer zorgt ervoor dat je binnen 2 seconden compleet doorweekt bent. Harde miezer is in staat om elk plekje binnen die luttele seconden te bedekken met een laag nattigheid. Maar goed, ik ben niet de enige, toch?

Dus wel! De mensen die ik tegenkwam op de fiets waren allemaal maar enigszins vochtig, hun haren wapperden nog droog in de wind. Toen ik de Albert Heijn in stapte, bleek ik de enige te zijn met kletsnatte haren, een doorweekte spijkerbroek, een jas die om mijn lijf plakte en druppeltjes aan mijn neus. De rest van de supermarktbezoekers keek me meelijwekkend aan en pronkten nog eens met hun droogheid.

Het is een mysterie, een samenzwering van het universum tegen mij, een wrede grap van de natuur. Of heb jij dat nou ook?