zondag 14 maart 2010

Het OV in het Wilde Westen

Nu ik bijna twee maanden in het Wilde Westen vertoef, heb ik genoeg ervaring opgedaan met het plaatselijke openbaar vervoer om een heel boek te kunnen schrijven. Ik hou het voor nu bij een blog. Hoewel ik dat boek niet uitsluit.

Sinds de dag dat ik me wekelijks als een rasechte forens in de trein begeef, vraag ik me af: waarom moet er zo nors gekeken worden en waarom mag je vooral niet laten merken dat je je omgeving waarneemt? Er wordt hier in de trein nauwelijks een woord gewisseld, er worden blikken geworpen waarvan je normaal gesproken op de loop zou gaan (ware het niet dat je je in een rijdende trein bevindt) en wanneer je iemands luchtbel per ongeluk laat knappen door hem of haar aan te stoten, kun je je helemaal bergen.

Hoe ik ook mijn best doe om me aan te passen aan deze treinambiance, het lukt me niet erg goed. En ergens moet ik daar volgens mij juist blij om zijn. Ik praat namelijk gewoon tegen mensen in de trein. Ja, tegen wildvreemde mensen. Als er iets opvallends gebeurt of ik ram iemands schouder uit de kom met mijn laptoptas, dan bespreek ik dat met de desbetreffende medepassagier. Voor mij de normaalste zaak van de wereld, maar aan de verbaasde blikken te zien zijn veel mensen dat niet meer gewend. Gelukkig wordt er meestal wel heel vriendelijk gereageerd. Ik zie soms zelfs een glimpje dankbaarheid, omdat ik hen een excuus geef zich even uit hun luchtbel te begeven.

Er is nog iets wat ik niet begrijp. Het is hier vele malen drukker in de trein dan in het noorden en toch rijden hier de kleinste, oudste en smalste treinen die ik ooit gezien heb. Allemachtig, wat zijn die treinen hier klein! Ik kan niet fatsoenlijk in een vierzits zitten zonder de persoon tegenover me met mijn knieën aan te raken. En zie je in een drukke trein een zitplek bij het raam? Succes! Om op die plek te komen, zul je je in allerlei bochten moeten wringen, krampachtig moeten proberen niet op iemands tenen te gaan staan (wat altijd mislukt) en uiteindelijk kun je dan met samengeknepen billen naast iemand schuiven. Met je tassen op je schoot gepropt, als een wereldvreemde huisvrouw die eenmaal per jaar met de trein naar de Huishoudbeurs gaat. Dat er hier meer mensen op minder vierkante meters wonen en dat dat krap kan zijn, dat snap ik. Maar hee, je kunt het ook overdrijven.

Nog zo'n fijn vervoersmiddel: de bus. Nu heb ik het al sinds mijn jeugd niet op bussen. Ik fietste vroeger liever 24 kilometer door een hagelstorm dan dat ik in een klamme, stinkende, overvolle bus ging zitten. Maar door een zich herhalend fietsenprobleem (de voorband van mijn eigen fiets is ook al lek...) ben ik steeds op de bus aangewezen om naar de piepkleine trein te reizen. Meestal moet ik staan en daardoor ontwikkel ik momenteel zeer gespierde kuiten. Ik moet me namelijk zo schrap zetten om niet de hele bus doorgeslingerd te worden dat 10 minuten in de bus gelijk staat aan een uur krachttraining in de sportschool. Ook de armspieren worden getraind wanneer je aan zo'n prachtig, maar eigenlijk volstrekt onhandig lusje hangt.

Uitstappen is bij zo'n overvolle bus op z'n zachtst gezegd een uitdaging. Eerst moet je je langs een horde onbeweeglijke mensen wurmen, vervolgens vouw je je arm zodanig dat je kunt uitchecken met je OV-chipkaart en dan: spring! Als je een lange, blonde vrouw met een laptoptas op haar rug en een handtas over haar schouder uit de bus ziet springen, dat ben ik.

En zo kan ik nog wel even doorgaan; er valt altijd wel iets te beleven in het openbaar vervoer hier in het Wilde Westen. Maar als je me nu even wilt excuseren: ik ga mijn fietsband plakken.

zaterdag 6 maart 2010

Alles anders

Radiostilte sinds 10 januari van dit jaar. Dat valt bijna niet goed te praten. Nu heb ik een goed excuus. Althans, ik vind het een goed excuus. Jij mag daar uiteraard na het lezen van dit blog je eigen mening over vormen.

Het begon allemaal met een tweet op 4 januari van dit jaar. Voor ik het goed en wel doorhad, zat ik in volle tevredenheid hard te werken in een mooi oud grachtenpand in Delft. Groningen-Delft is geen afstand die je op dagelijkse basis wilt afleggen. Er moest dus onderdak gezocht worden en rap ook.

Een maand lang mocht ik bivakkeren bij vriendin A. in Rotterdam. Helemaal goed. Nu noemt ze de plek waar haar huis staat ‘Rotterdam’, maar het bleek gewoon een klein, aan Rotterdam schurkend dorp te zijn, IJsselmonde genaamd. Mijn beeld van de Randstad liep daar meteen een flinke deuk op: hoezo is alles altijd bereikbaar? No way! De laatste bus ging al om 19.20 uur.

Dit OV-mankement probeerde ik op te lossen met een grandioos fietsenplan. De fiets van vriendin A. stond namelijk ongebruikt in de gang. Op dag 1 vond ik na het drie keer verdwalen in de tunnels onder de ringweg, de weg naar het station. Rood aangelopen en met verkrampte benen, omdat het zadel voor mij veel te laag was. Op de terugweg heb ik bij een benzinestation de pompbediende lief aangekeken en daarna kon ik fluitend mijn weg vervolgen. Op dag twee vond ik de fiets met een platte voorband bij het station. Grommend ben ik teruggelopen naar de rand van Rotterdam. Einde grandioos fietsenplan.

Maar goed, ik dwaal af. Er werd ondertussen natuurlijk druk gezocht naar een eigen plek in het Wilde Westen. Lange tijd stond Utrecht op plaats 1 in de waar-gaan-we-wonen-top-vijf, maar deze gezellige studentikoze stad werd van de troon gestoten door Den Haag. Mooie stad achter de duinen en zo. Het complete gebrek aan kennis over Den Haag weerhield me er totaal niet van om hier daadwerkelijk te gaan wonen. Net zo snel als ik mijn nieuwe baan gevonden had, werd de verhuizing naar het politieke centrum van Nederland ingezet.

Bij de verhuizing vanuit mijn ouderlijk huis naar Groningen, nu alweer zo’n zes jaar geleden, bleek een trailer geschikt voor een paard, groot genoeg te zijn om alle spullen van mij en mijn zusje te vervoeren. Nu bleek bij het inpakken dat we de grenzen van onze woning in Groningen de afgelopen jaren goed hadden opgezocht. Er was een trailer met ruimte voor twee paarden nodig. We maakten met deze kar in elk geval wel een prachtige boerenentree in Den Haag.

Al mijn hele leven heb ik in het Hoge Noorden gewoond. Vanaf nu ga ik mijn geluk beproeven in het Wilde Westen. Een nieuwe echte baan, een nieuw huis, een nieuwe stad, dus zeg maar gerust: een heel nieuw leven. Als newbie in Den Haag zijn me al genoeg dingen opgevallen om de komende tijd weer flink te kunnen bloggen. De radiostilte is dus voorbij. Het le(v)zen kan weer beginnen!