maandag 14 december 2009

Kerstkaarten, ik leer het nooit

Elk jaar beloof ik het mezelf weer: dit jaar wil ik op tijd zijn met het versturen van mijn kerstkaarten. Elk jaar haal ik ze ruim op tijd in huis, waarna ze weken op mijn bureau liggen te wachten totdat ze beschreven en verstuurd worden. Een paar dagen voor de kerst bedenk ik dat mijn kaarten nu echt op de bus moeten. En na de kerst vallen mijn kaarten dan eindelijk bij de ontvangers in de bus.

De kerstkaart op zich is ook nog een heet hangijzer. De eerste jaren dat ik op mezelf woonde, wilde ik zo origineel mogelijke kerstkaarten versturen. Kerstkaarten die niet na één blik aan het koordje naast die van de slager en de bovenbuurman gehangen werden. Maar een kerstkaart waar de ontvanger even bij stil zou staan en welke een speciaal plekje op de schouw zou krijgen: "Kijk, deze kaart heb ik van Natasja. Mooi hè?". Mijn katten hebben daardoor al menig fotoshoot mee moeten maken. In jaar één kregen ze een groot rendiergewei op hun kop (hoe origineel), maar die konden ze binnen een seconde weer afschudden. Het uiteindelijke resultaat: twee katten met een chagrijnige blik en een afgezakt rendiergewei met aan de rand van de foto de hand van mijn zusje. Dit bleek niet de gewenste kerststemming 'Vrede op Aarde' uit te stralen.

Poging twee in het jaar daarop was ook geen succes. Een kerstboom, twinkelende lichtjes, glimmende kerstballen en twee vrolijke katten leken me de perfecte ingrediënten voor een zoet kersttafereel. Dit keer hoefden ze niets op hun kop, dus het kon niet misgaan. Elke foto bevatte inderdaad een kerstboom, twinkelende lichtjes, glimmende kerstballen en verschillende schimmen van bewegende katten. Zat de een stil, bewoog de ander. Zaten ze allebei stil en drukte je snel op het knopje van de camera, zag je op de foto alleen nog een puntje staart van de ene kat. Gewoon vredig stilzitten, naast elkaar én onder de kerstboom, bleek ook een te grote opgave voor onze katten.

De katten zijn dus geschrapt als kerstkaartonderwerp. Sneeuw valt er nog nauwelijks in Nederland en al helemaal niet wanneer je het nodig hebt, dus doe ik nu elk jaar mijn best om de leukste kerstkaarten uit de winkel te bemachtigen. En dan ook nog het liefst afgestemd op doelgroep. Speciale kerstkaarten voor mijn papa en mama, bijzondere kerstkaarten voor mijn vrienden en gewoon mooie kerstkaarten voor de familie. Plus een paar doodgewone kerstkaarten voor de mensen waarvan je onverwacht een kaartje krijgt en die je eigenlijk zelf vergeten was.

Ook dit jaar staan de dozen kerstkaarten al een tijdje klaar. De dozen zijn nog dicht en de kaarten zijn nog onbeschreven. Als ik ze nu zou versturen, ben ik ruim op tijd. Als...

zondag 13 december 2009

Oefening baart kunst

Iedereen krijgt graag een compliment. Hoewel er veel mensen zijn die nog flink moeten oefenen in het in ontvangst nemen van een compliment, wordt iedereen er blij van. Er zijn echter complimenten waar je je vraagtekens bij kunt zetten. En waarbij je je moet afvragen wat de gever er precies mee bedoelt.

"Wat mooi/leuk! Echt iets voor jou!"

Hoe enthousiast je eerste reactie hierop ook is, na een tijdje bekruipt je het gevoel dat dit compliment eigenlijk helemaal geen echt compliment is. Zeker niet wanneer de gever in kwestie het compliment complementeert met: "ik zou het zelf nooit dragen, maar jou staat het prachtig!". Met andere woorden: de gever van het compliment zou nog niet dood in jouw outfit gevonden willen worden, maar vindt het jou prachtig staan. En bedankt.

Ook een klassieker: "Ja, heel apart." Dit compliment volgt meestal wanneer iemand er zelf om vraagt. Je hebt bijvoorbeeld net een legging aangetrokken met alleen een blouse erover en je wilt graag horen dat je er helemaal hip en happening uit ziet. 'Apart' is dan absoluut niet het compliment dat je wilde krijgen. Had je er maar niet naar moeten vragen.

Ook bij echte complimenten gaat er van alles mis. In Nederland is het geven van complimenten en vooral het op de juiste manier ontvangen daarvan nog geen gemeengoed. Misschien ligt het aan het oer-Hollandse motto: "Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg", waardoor we geacht worden om niet te vaak ons hoofd boven het maaiveld uit te steken.

Omdat we vooral niet gezien willen worden als een opschepper, wordt een compliment zo snel mogelijk afgezwakt met allerlei tegenargumenten. "Ach, dit ding? Dat is al oud/heb ik voor maar 10 euro gekocht/lag nog in de kast/is niets bijzonders". Zonde van het compliment en een belediging voor de gever. De enige juiste manier om een compliment in ontvangst te nemen is door de gever te bedanken. Het is tenslotte een klein cadeautje en een simpel "dank je wel" is dus voldoende.

Ik stel dan ook voor om de komende week te oefenen in het geven van complimenten en vooral in het ontvangen daarvan. Je mag natuurlijk meteen beginnen in de reactiebox, dan zeg ik netjes 'dank je wel' ;)

zaterdag 12 december 2009

Murphy's Law en een treinreis naar Nijmegen

Gisteravond stond er een gezellige avond bij Marianne in Nijmegen op de planning. En omdat "Wie op tijd wil zijn, vertrouwt op de trein" de nieuwe slogan van de NS is, stapte ik vol goede moed de overvolle trein van 16.44 uur in. Als een sardientje in een blikje stond ik op het balkon, naast een jongen met een rat in een mandje. Terwijl ik op mijn horloge keek of de trein niet al lang had moeten rijden, schalde er een vrouwenstem door de trein met de mededeling dat we moesten wachten op onze machinist, welke zelf vertraging had. Er was een grote storing tussen Amersfoort en Zwolle. Dat dit het begin van een bizarre avond bleek, kon ik toen nog niet vermoeden.

Opeengepakt op het steeds warmer wordende balkon, kwamen we te laat in Zwolle aan waar ik mijn aansluiting naar Nijmegen miste. Om het leed te verzachten kreeg ik een gratis kopje koffie van de NS. Ik vond het een aardig gebaar en zonder me druk te maken over het half uurtje vertraging dat ik tot nu toe had, stapte ik in de stoptrein naar Nijmegen. Onderweg kreeg ik telefoon van Linda, die ook op weg was naar Marianne. Haar trein stond vlak voor Nijmegen stil, omdat de trein voor haar een aanrijding met een persoon had gehad. Mijn trein stond op dat moment stil bij Arnhem-Zuid. Vlak na Linda's telefoontje werd in mijn trein medegedeeld dat wij terug zouden rijden naar Arnhem, omdat ook wij niet verder mochten rijden.

Mijn rustige stemming was in een klap weg en chagrijnig begon ik hulptroepen in te schakelen hoe ik het snelst van Arnhem naar Nijmegen kon komen. Omrijden via Utrecht en Den Bosch, het voorstel van de conducteur, was geen optie. Dat zou me minstens twee uur extra reistijd kosten. Ik pakte gewoon de bus, geen probleem. Op het chaotische opengebroken station van Arnhem ging ik op zoek naar het busstation. Daar bleek ik natuurlijk niet de enige te zijn met dit lumineuze idee. Een steeds groter wordende groep mensen wachtte ongeduldig op het kleine busperron op lijn 33, die ons allen naar Nijmegen zou brengen.

Toen de bus arriveerde probeerde iedereen zo snel mogelijk een plaatsje te bemachtigen. De buschauffeur, die waarschijnlijk nietsvermoedend aan een rustig avonddienstje was begonnen, raakte acuut in paniek. Mensen zonder strippenkaart kwamen onder geen beding de bus in, anderen probeerden via de achterdeur de bus in te komen en ondertussen stond ik me op te vreten buiten de bus. De buschauffeur presteerde het om de niet betalende klanten en muiters de bus uit te werken, sloot de deuren voor de neus van de nog wachtende mensen en ging er als een haas vandoor. Mij woedend op het busstation achterlatend.

Gedeelde smart is halve smart, dus ondertussen was ik in gesprek geraakt met een jongen en een meisje. Volgens een NS-mannetje was het stoffelijk overschot inmiddels opgeruimd, we schrijven 21.00 uur ondertussen, en konden we met een beetje geluk vanaf 21.15 uur wel weer met de trein. Omdat de bus er minstens een uur over zou doen, gokten we op de trein. Dus sjouwden we terug naar station Arnhem om daar van een ander NS-mannetje te horen dat er tot minstens 22.00 uur geen treinen zouden rijden. Zucht.

Inmiddels begon het akelige gevoel dat ik Nijmegen niet zou bereiken me te bekruipen, tot mijn nieuw verworven reismaatje met het idee kwam om te gaan liften. Mijn wanhoop was inmiddels compleet, dus het leek mij een prima idee. De jongen die we op sleeptouw hadden aarzelde nog even, maar liet zich met gemak door ons overhalen. Met gevaar voor eigen leven begonnen we bij een aantal stoplichten op autoraampjes te kloppen om een rit naar Nijmegen te vinden. Net toen we dachten dat ook dit plan niet ging werken, stopte er een man met een ruime auto voor onze neus. Hij bleek inderdaad naar Nijmegen te gaan, wij mochten mee, maar hij moest eerst zijn vrouw ophalen van station Arnhem. Glimlachend om ons geluk kropen we achter in de auto, waar we op de platgelegde achterbank moesten zitten. Geen probleem, alles beter dan nog langer gestrand zijn in Arnhem.

Mieke, zo heette de vrouw van onze chauffeur. Mieke zou achter het station staan, maar daar was geen levende ziel te bekennen. Enigszins geïrriteerd voerde de man drukke telefoongesprekken met zijn vrouw om duidelijk te maken waar hij was en waar zij heen moest gaan. Omdat dit niet werkte, besloot de man de auto op de taxistandplaats te parkeren. Op een helling, in z'n vrij op de handrem, met draaiende motor. Hij stapte uit om zijn vrouw te vinden en wij wachten met z'n drieën in de achterbak geduldig af.

Opeens begon de auto een krakend geluid te maken, alsof de handrem er niet goed opstond. Na nog een paar rare kraakjes, begon de auto ineens langzaam naar achteren te bewegen. De jongen gooide zijn lijf over de voorste stoelen om de handrem verder aan te trekken. Toen dat niet hielp, probeerde hij op zijn kop onder het stuur te kruipen om met zijn handen de voetrem in te duwen. Ook dit lukte niet. Het meisje naast mij raakte in paniek en sprong de auto uit. Ondertussen had ik het achterportier aan mijn kant geopend, met de wanhopige gedachte om de auto met mijn voet af te remmen. Gelukkig kwam ik vrij snel tot de conclusie dat dat geen succes zou zijn en sloot ik de deur weer. De auto schoof verder de heuvel af, schraapte langs een fiets die tegen een lantaarnpaal aan stond en kwam tot stilstand tegen een hoge stoeprand. Trillend op mijn benen, kroop ik de auto uit.

Op dat moment kwam de eigenaar van de auto met zijn vrouw Mieke in zijn kielzog terug. Daar trof hij een auto met flinke schade, twee bibberende meiden en een jongen die probeerde uit te leggen dat hij nog probeerde te remmen aan. Bij nadere inspectie van de plaats des onheils bleek onze chauffeur zijn auto precies op een hoop ijs gezet te hebben. Hoe dat ijs daar terecht was gekomen, is nog steeds een raadsel, maar doordat de auto ook nog op een helling stond, begon deze door de gladde ondergrond te glijden. Gelukkig snapte de man dat wij niets aan deze glijpartij konden doen en was hij alsnog bereid ons naar Nijmegen te brengen.

Om iets over tienen kwam ik dan eindelijk, nog na bibberend, aan in Nijmegen. Vijf uur later, een restaurantreservering armer en een bizarre ervaring rijker, werd het met de geïmproviseerde gourmet toch nog erg gezellig.

vrijdag 11 december 2009

Modetrends die ik niet begrijp

Mode. Het draait allemaal om smaak en over smaak valt niet...juist. Maar daarom mag je je er natuurlijk wel over verbazen. En de trends van dit jaar bevatten genoeg elementen waar ik op z'n zachtst gezegd vreemd van opkijk.

Zo is de legging dit jaar weer helemaal terug. Ook ik heb er één. Had je me vorig jaar zo'n ding in handen gedrukt, dan had ik je in het gezicht uitgelachen. Maar bij de jurk die ik erbij draag staat het leuk, al zeg ik het zelf. Er zijn echter een hoop meiden en vrouwen die doorslaan bij het dragen van een legging. Ze zijn in de veronderstelling dat je alles op een legging kunt dragen. Een blouse, een strak truitje, een rokje zo kort dat het eigenlijk geen rokje mag heten, ik zie regelmatig iemand langskomen waarbij ik denk dat ze 's ochtends iets is vergeten aan te trekken.

In het verlengde van de legging zijn extreem strakke broeken ook een trend. Ondanks dat sommige vrouwen zo'n broek prima kunnen hebben (op het jaloerse af), moeten andere vrouwen zich verre van dit model houden. Het grote nadeel van zo'n strakke broek is dat je alles ziet. Maar dan ook echt alles. Ook die aspecten die je liever niet ziet bij wildvreemden. Je moet natuurlijk dragen waarin je je prettig voelt, maar je kunt het ook overdrijven.

Dit jaar is er ook een bizarre trend onder mannen. Ondanks dat het veel te warm is voor de tijd van het jaar, heb ik al een aantal 'trendsetters' met deze trend op hun hoofd voorbij zien komen. Trots paraderen ze rond met een enorme bontmuts mét zijflappen. Het ziet er niet uit en zo'n bontmuts is in ons Nederlandse klimaat compleet misplaatst. Helemaal wanneer het buiten ruim 13 graden is. Wanneer je in Siberië woont of eskimo bent, dan behoort zo'n bontmuts natuurlijk tot je standaard uitrusting. Hier loop je er behoorlijk voor gek mee als je het mij vraagt.

Als we dit winterseizoen voor strak en bont gaan, gaan we dan volgend winterseizoen voor oversized en kaal? Dan laat ik wederom een aantal trends graag aan me voorbijgaan.

donderdag 10 december 2009

Hobbes aka Hoberius

Zoals het een goed blogger betaamt heb ik het genoegen samen te wonen met twee katten. Ex-katers, Gilles en Hobbes genaamd. Gilles is vernoemd naar de Griekse held Achilles, gespeeld door Brad Pitt in Troy (zucht...). Hobbes heet voluit Hoberius. Hij is niet vernoemd, maar kon qua naam natuurlijk niet achterblijven op Gilles.

Hobbes is niet de meest handige kat. Zo kan hij het ene moment rustig op de rugleuning van de bank liggen en het andere moment zie je nog net een puntje staart van de bank afsuizen. Ergens vanaf springen gaat ook niet altijd even soepel. Ergens opklimmen trouwens ook niet.

Hobbes heeft een aantal onverklaarbare angsten. Zo is hij bang voor ritselende plastic zakken. Komt er zo'n gevaarlijk zakje in zijn buurt, dan maakt hij dat hij wegkomt. Met grote ogen kijkt hij je dan aan, zich afvragend hoe je het in je hoofd haalt om zo'n zakje vast te houden. Een plastic zak die een poosje terug al de gehele avond stilletjes op de vloer lag, was voor Hobbes ineens interessant genoeg om zijn kop in te steken. Door zijn bewegingen ritselde de zak en Hobbes schoot accuut in vluchtmodus. De zak bleef echter aan zijn nek hangen en met het ritselende monster achter hem aan vloog Hobbes de woonkamer en aangrenzende slaapkamer door. Glazen vielen kapot, Gilles raakte in paniek en ik rende er achteraan. Twee katten in paniek en een hoop glas op de grond is niet de meest ideale combinatie.

De stofzuiger is ook niet favoriet. Een tijd terug stofzuigde ik de slaapkamer van mijn zusje, die toen nog over een hoogslaper beschikte. Ik stond net gebukt om stof onder een kastje weg te zuigen toen er opeens 4 kilo kat bovenop mijn nek belandde. In blinde paniek had Hobbes zich van het bed gestort, om vervolgens via mijn nek tegen de deurklink aan te stuiteren en met een knal op de vloer te belanden. Een uur lang hield hij zich schuil onder mijn bed. En liep ik met een pijnlijke nek rond.

Ondanks zijn onhandigheid en rare fratsen is Hobbes ontzettend lief. Je zult hem niet kwaad krijgen. Hij is verzot op yoghurt en heeft een favoriet speeltje: een muis dat met een touw aan een stok zit. Ik ben een blogger met katten, dus ik besta.

woensdag 9 december 2009

The Christmas Spirit

Sinterklaas had zijn hielen nog niet gelicht of wij sleepten de kerstboom al de woonkamer in. Nu houden wij naast tradities ook van gemak. De kerstboom opzetten is bij ons dan ook een kwestie van de kunstkerstboom uit de schuur halen, deze ontdoen van de vuilniszakken die hem tegen stof en spinnen beschermen, de kerstboom op de juiste plek zetten en de stekker in het stopcontact steken. De ballen hangen er nog in, alleen de piek moet er nog op. Instant kerst.

Om nog beter in de stemming te komen draaien we in de periode tot de kerstdagen in toenemende mate de meest mierzoete en clichématige kerstliedjes. Een paar dagen voor de kerst is dit opgelopen tot non-stop blootstelling aan kersthits. Klassiekers als Last Christmas van Wham, All I want for Christmas van Mariah Carey en Rudolph The Rednosed Reindeer in verschillende uitvoeringen passeren herhaaldelijk de revue. Zelfs zoetgevooisde kinderstemmetjes die in koor 'Jingle Bells' zingen kan ik aan tijdens de kerstperiode.

Wanneer het ein-de-lijk eerste kerstdag is, slepen we tassen vol kado's naar het huis van mijn ouders. Elk jaar proberen we ons ongeduld om het papier meteen van de pakjes af te rukken zo lang mogelijk te bedwingen. Rond de koffie kunnen we onze nieuwsgierigheid niet langer negeren en een klein uur later spelen de katten met de proppen kadopapier. 's Avonds kleurt ook bij ons het huis blauw van de gourmetrook en nadat we 'Als je begrijpt wat ik bedoel' voor het 15de jaar op rij hebben bekeken ("Zwelgje!), rollen we moe en zo rond als een tonnetje ons bed in.

Op Tweede Kerstdag ontbijten we uitgebreid, proberen we onze kado's uit en eten we nog een paar honderd gram kerstvoer in de vorm van kerstkransjes, kerstkoekjes, kerststol en kerstschuimpjes. Na wederom een overvloedig diner sluiten we Tweede Kerstdag voldaan af.

Er zullen genoeg mensen zijn die gruwelen van alle clichés, gewoontes en eeuwenoude tradities die zich jaar in, jaar uit herhalen. Ik vind het heerlijk. Maar wanneer ik na de kerst een kerstliedje voorbij hoor komen, weet ik niet hoe snel ik de radio uit moet zetten. Zelfs ik heb een kerstgrens.

dinsdag 8 december 2009

Zumba archetypen

Zumba. Voor wie het nog niet gemerkt had, Zumba is dé sportschoolhit van 2009. Half Nederland staat zich al shakend met zijn billen in het zweet te werken voor een spiegelwand. Zo ook ik. En natuurlijk pak ik dat meteen professioneel aan en doe ik mijn billenschudoefeningen bij een heuse Zumbaschool.

Zo'n Zumbaschool trekt een nogal divers publiek en dan druk ik me zeer politiek correct uit. Terwijl ik vanavond weer bloedfanatiek stond te Zumba-en heb ik meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal Zumba archetypen te bestuderen. Doe er uw voordeel mee.

Zumba type 1: de ik-heb-al-jaren-geen-sportschool-meer-van-binnen-gezien-huisvrouw. Zij, die zich door de Tel Sell-reclame heeft laten verleiden om ook eens aan Zumba te doen. Met een T-shirt model jaren '80, dito getoupeerd haar en een legging ("want die zijn toch weer in?") stort zij zich met al haar lovehandles op de salsabewegingen. Enthousiast puffend en steunend probeert ze de pasjes bij te houden. Na zo'n tien Zumbalessen vindt ze het mooi geweest. De Zumba-dvd van Tel Sell ter waarde van 80 euro, aangeschaft om thuis verder te gaan, belandt achter in de la met dvd's en over Zumba wordt niet meer gepraat.

Zumba type 2 is de fitte en actieve 60-plusser die graag met elke trend meegaat. Dat houdt je zo lekker jong. Met een te bruin zonnebankkleurtje en een strakke top die de gerimpelde buik vrijlaat, stort ze zich op elk pasje. Met het puntje van haar tong uit de mond probeert ze 'al dat jonge grut' het nakijken te geven. Elke week vind je dit type vooraan, elke keer met een ander 'modieus' pakje aan.

Zumba type 3 vinden we achter in de zaal, ver van de spiegel en de ogen van de instructrice verwijderd. Deze verlegen muurbloem ziet Zumba als dé manier om te werken aan haar sex-appeal. Schudden met haar billen en borsten is voor haar geen natuurlijk gave en blijkt bovendien een hele opgave. Elk pasje gaat net naast de maat van de opzwepende salsamuziek. Met een rood hoofd van schaamte probeert ze haar billen zo onopvallend mogelijk te laten schudden.

Tot slot is daar de proeflesser oftewel Zumba type 4. Onder het mom van: "iedereen doet aan Zumba, dus ik kan niet achterblijven" staat ze op haar volleybal/handbal/zaalhockeyschoenen klaar om los te gaan. Wanneer na het eerste liedje blijkt dat het toch moeilijker is dan verwacht, probeert de proeflesser de pasjes af te doen met quasi-grappige capriolen. Al giechelend met een collega-proeflesser besluit ze al tijdens de les: eens maar nooit meer.

En tussen deze zeer uiteenlopende types sta ik. Redelijk vooraan, op gloednieuwe zwarte met een zilveren streepje-aerobicsschoenen. De pasjes zitten er na een half jaar wekelijks Zumba-en aardig in en tijdens de les in de spiegel kijken is al lang geen probleem meer. Ik had niet verwacht het ooit te zeggen, maar elke week sporten zit er wel degelijk in!

maandag 7 december 2009

Oud en afgedankt?

Mijn fiets. Al 15 jaar mijn trouwe metgezel door slagregen, miezerregen, hoosbuien, meters hoge sneeuw, ijzige fietspaden en zonnige lentebriesjes. Mijn fiets is een hij. Ondanks de roze verflaag, de bloemetjes rond zijn stuur en het damesmodel, is hij een hij. Geen twijfel mogelijk, daarvoor ken ik hem nu lang genoeg.

In 1994 werd hij mijn maatje. Ik ging naar de brugklas en hij bracht me erheen. Elke dag twaalf kilometer heen en twaalf kilometer terug. De hoogste fiets van allemaal, want ook toen was ik al lang. Met een hypermoderne bel en een even moderne koplamp: halogeen! In het begin was ik erg zuinig op mijn fiets, maar dat was er snel af nadat een vriendin mijn jasbeschermers eraf had geblazen door mijn achterband zo hard op te pompen dat deze ontplofte.

Vijftien jaar later race ik nog steeds op dezelfde fiets rond. Ook zes jaar stad Groningen heeft hij overleefd: omgegooid worden in een fietsenrek, fietsendieven met betonscharen, kapotte bierflesjes en een botsing met een auto. Het deerde mijn stoere roze fiets allemaal niets.

Maar de ouderdom slaat nu genadeloos en razendsnel toe. Een paar weken geleden verloor ik een essentieel onderdeel van mijn eens zo hypermoderne verlichting. Het zadel draait gezellig met me mee wanneer ik me half omdraai om te checken of ik kan oversteken. En de linkertrapper kraakt zo hard dat ik bang ben dat hij er spontaan afknapt. Het krakende geluid met af en toe een piepje laat mijn fiets klinken als een vermoeide, oude man. Het is bijna zielig om hem nog zo hard te laten werken.

Steeds vaker droom ik over een nieuwe fiets. Eentje waarbij het niet voelt alsof je altijd tegen de wind in fietst, ook al is het windstil. Een fiets met zo'n ingebouwde dynamo zodat je ook 's avonds moeiteloos door het donker trapt. En dan meteen zo'n gave bak voor het stuur, want dat kon de oude nooit dragen. Maar mijn oude vertrouwde fiets kan ik niet zo maar weg doen. Een bejaardentehuis voor oude fietsen: dat bestaat toch wel?

zondag 6 december 2009

Niet mokken, lekker wokken

De wok heeft een zeer prominente plaats in mijn keuken verworven. Ik ben dol op lekkere wokgerechten en hoe heter, hoe beter. Een avondje eten bij een wokrestaurant leek me dan ook een subliem idee.

Vol goede moed stapte ik het wokrestaurant binnen. Meteen drong het woord 'eetfabriek' zich aan me op. Het restaurant bleek een grote zaal met lange tafels waar mensen probeerden zoveel mogelijk eten naar binnen te schuiven. Onder het mom van: "dat vaste bedrag eet ik er wel even uit". Aangezien een eerste indruk niet altijd de juiste hoeft te zijn, haalde ik diep adem en gaf het wokrestaurant een eerlijke kans.

Nadat we hadden plaatsgenomen aan een van de lange tafels, werd ons door de ober het systeem uitgelegd. Op de tafel bevonden zich een aantal kokers met een groene en rode kant. Zodra je je ook maar enigszins dorstig voelde, werd je geacht de koker met de rode kant boven te zetten. Na de eerste test bleek dit systeem zeer goed te werken. Zodra onze ober iets roods zag, stond hij binnen een seconde aan onze tafel. Ik testte hem een paar keer uit door een paar kokerschijnbewegingen te maken, maar de ober liet zich daardoor niet van zijn taak afhouden. Drinken zouden we en snel een beetje.

Tijd om me met een bordje richting het eten te begeven. De echte Hollander kwam meteen in mij boven bij het vleesbuffet en ik schepte flink wat ossenhaas op. Met een beetje groente erbij ging ik enthousiast op weg naar een van de vele wokkoks. Helaas bleek de wokliefde deze kok totaal vreemd te zijn. Mijn vlees en groenten werden met een zwaai in een pan met kokend water gesmeten en daarna in de wok gegooid. Na een paar ferme slagen, gaf de kok met een korte hoofdknik aan dat mijn eten klaar was. Ik kon ternauwernood mijn bordje onder het eten schuiven, zo snel kwakte hij het er op. Enigszins beduusd droop ik met mijn bordje af naar de tafel.

Ondanks dat het eten prima was en ik het toetjesbuffet zeker een hoogtepunt vond, kon ik het nare gevoel van een eetfabriek met wokslaven niet van me afschudden. Voor mij dus geen wok-for-all meer, maar enkel wok-for-one-or-two.

zaterdag 5 december 2009

Tuin-eh-accessoires-eh-Tuinland

Een raadseltje: wat is een betere dag om naar de Tuinland te gaan dan de zaterdag? Alle andere dagen van de week. Toch begaf ik me vandaag voor de tweede zaterdag op rij naar de Tuinland. Op 5 december, de dag dat menig Nederlander erachter komt dat er toch nog een aantal cadeaus aan de stapel ontbreken. Sadomasochistisch, ik?

Na een eerder bezoek aan Accessoirewonderland kwam ik tot de conclusie dat er een iemand in mijn omgeving daar ontzettend uit haar dak zou gaan. Mijn moeder. Kaarsenhoudertjes, vaasjes, leuke bakjes, mooie bloempotten, lantaarns en frutsels voor in schalen, haar hart gaat er minstens twee keer zo hard van kloppen. En dan ben ik natuurlijk niet te beroerd om me samen met haar in Prullarialand te storten.

Bij aankomst bleek dat Tuinland verwachtte de filemeldingen te halen ("En dan nu de files met een lengte van meer dan 20 km of die met een bijzondere oorzaak. Groningen, Peizerweg, enorme toeloop naar de Tuinland, 35 km file"). Voor de zekerheid hadden ze 4 AOW-ers vanachter de geraniums weggeplukt en met fluorescerende hesjes bij de hekken van de parkeerplaats gezet. Met schelle fluitjes probeerden ze enthousiast het verkeer in goede banen te leiden. Dat het helemaal niet uitzonderlijk druk was en ze eigenlijk het verkeer ophielden, mocht de pret niet drukken.

Eenmaal bij de ingang greep mijn moeder meteen een kar, want "ik kom niet helemaal naar Groningen voor een paar kleine prulletjes". Ik sloeg onopvallend een kruisje en samen duwden we het karretje de eerste hal van Tuinland binnen. Natuurlijk kozen wij net de kar uit die een vastlopende wieltje had, waardoor we steeds verwoede pogingen moesten doen om niet al te veel mensen blauwe hakken te bezorgen.

Hoe verder we de winkel inliepen, hoe stiller mijn moeder werd. De keuze is er reuze en al die accessoires bij elkaar werd mijn moeder bijna te veel. Gelukkig herwon ze zich redelijk snel en wist ze een kar vol nieuwe kerstballen, kerstslingers, kersttafelkleed, mooie kandelaren, kaarsen en kerstlichtjes te scoren. Daar staken mijn twee uiltjes op een stokje (je moet ze zien...) en drie minikerststerren schril bij af. Met glimmende oogjes en een tevreden glimlach om haar mond begaf ze zich naar de kassa. En daar werd ik dan weer heel blij van.

vrijdag 4 december 2009

In de categorie: bizarre producten

Ik ben een vrouw en dus niet vies van een crèmepje hier, een poedertje daar en een likje mascara. En aangezien innovatie my middle name is, ben ik niet vies van een nieuw product. Maar er zijn grenzen...

Grens 1: L'Oreal Paris True Match Roll'On foundation. L'Oreal geeft de uitdrukking "je gezicht plamuren" een compleet nieuwe lading. Een foundation die je aanbrengt met een heuze roller. Tijdens het sauzen van je muur ook zo benieuwd geworden hoe de muur dit ervaart? Je kunt het nu meemaken voor slechts 20,94 euro. Mike, it's amazing!

Grens 2: Lancome Ôscillation Vibrating Infinite Powermascara (waarom hebben make-upartikelen altijd van die idioot lange namen?). Het is, jawel, een vibrerende mascara. Deze 'powermascara' belooft enorm verlengde supergesepareerde wimpers. Eh. Klinkt erg handig: een vibrerend zwart stokje met uitstekende haartjes dichtbij je oog houden om daarmee je wimpers in te smeren.

Opmaken wordt in elk geval een compleet nieuwe sensatie. In plaats van je toilettas te pakken, grijp je 's ochtends naar je gereedschapskist. Met een plamuurmesje breng je eerst je dagcrème op. Vervolgens saus je je gezicht egaal met een roller en vibreer je je wimpers tot oneindige lengtes. De make-upindustrie weet het al lang: er schuilt een bouwvakker in elke vrouw...

dinsdag 27 oktober 2009

Snotverbod

Als ik naar mijn werk fiets hoef ik niet over les Alpe d'Huez. Er worden mij geen bidons met rehydraterende sportdrankjes aangereikt of sponzen met water. Ik heb geen strak wielrennerspakje aan (gelukkig!) en ik fiets ook geen 40 km per uur. Dat geldt eveneens voor mijn medeweggebruikers op de fiets.

Waarom, oh waarom (?!) hebben sommige fietsers dan de smerige gewoonte om zo maar te spugen of (nog erger!) hun neus te snuiten op de fiets? Zonder op of om te kijken verzamelen ze een flinke klodder speeksel en spugen dit zonder enige gêne opzij. Daarbij geen rekening houdend met de fietsers achter zich. Yak! Die keer dat ik het speeksel van de fietser voor mij op mijn broek kreeg, zat ik bijna kokhalzend op de fiets.

Spugen is al smerig, maar het snuiten van je neus op de fiets is werkelijk te ranzig. Het zou verboden moeten worden, een snotverbod! Het gebaar alleen al: met één vinger wordt een neusgat dichtgedrukt, er wordt voldoende lucht verzameld om met grote kracht het andere neusgat leeg te krijgen en met een ingespannen blik wordt het hoofd opzij gedaan en de neus geleegd. Ik zou dan heel hard willen roepen: "Je bent verdorie Lance Armstrong niet die het snot voor zijn ogen wegfietst om zijn zoveelste Tour te winnen!". Maar de horror die zich van mij meester maakt na het aanschouwen van zo'n tafereel zorgt ervoor dat ik geen woord meer kan uitbrengen.

Daarom bij deze een oproep aan alle fietsers die zich in bovenstaand relaas herkennen: koop een voordeelverpakking Kleenex, slik je speeksel door of schaf een kwispedoor aan, maar doe bovenstaande NOOIT meer!

zondag 11 oktober 2009

Blog in dialect: Smilde

Stilletjes staat hij bovenop het veen. Met zijn stikker snijdt hij het veen op maat. Telkens opnieuw een blokje. Snijden, steken, snijden, steken. Achter hem worden de turven verder losgestoken en op een kruiwagen geladen. Met een beetje geluk haalt de ploeg vandaag wederom de 6000. Zesduizend turven, een groot deel daarvan door hem op maat gesneden.

Hij geniet van het werk, ook al is het erg zwaar. 's Avonds is hij zo vermoeid dat hij na het eten meteen gaat slapen. Maar ook dat vindt hij niet erg. De stilte, dat is waar hij van houdt. De andere turfstekers maken wel eens grapjes over hem: "Hee stille, zeg eens wat! Het veen kletst nog meer dan jij!". Maar daar reageert hij niet op. Hij vindt het gewoon niet fijn om te praten; zegt alleen het hoognodige.

Twaalf weken duurt het graafseizoen. Sinds hij in Smilde woont, werkt hij elk jaar in ploegen om het veen af te steken. Ook al behoort hij als veenarbeider tot de laagste sociale rang, hij is blij dat hij hier terecht kan. In zijn geboortedorp kon hij niet blijven. Hier in Smilde kent niemand hem en dat wil hij graag zo houden. Zijn mond houden, dat is voor iedereen het beste.

Snijden, steken, snijden, steken. De dag zit er bijna op. Hij zet net zijn stikker in een nieuw stuk veen wanneer hij achter zich zachtjes "Hoi" hoort. Hij schrikt op uit zijn gedachten en draait zich om. Voor hem staat een meisje met blonde haren, die onder de zakdoek op haar hoofd vandaan steken. De bruine vegen op haar gezicht verraden dat ook zij een veenarbeider is. Hij kent haar niet en wil zich weer omdraaien.

Maar dan ziet hij haar uitgestoken hand. De hand is gesloten en vragend kijkt hij het meisje aan. "Jij bent toch Sijtze?" Hij knikt en vraagt zich koortsachtig af hoe zij dat weet. Het meisje kijkt hem aan en wacht totdat hij wat zegt. Maar Sijtze houdt zich stil. "Ik ben gestuurd door je vader. Ik moet je dit geven." Ze opent haar hand en geeft hem een klein opgevouwen pakje. "Hij laat je weten dat het je vergeven is. Hij kent de waarheid nu." Ze draait zich om en loopt weg, hem verbaasd achterlatend.

Met trillende handen opent hij het pakje. Zodra hij de inhoud ziet, zakt hij snikkend op zijn knieën, bovenop het turf dat hij net gesneden heeft. De veenbaas roept dat hij door moet werken, maar het kan hem niet schelen. In zijn hand houdt hij een medaillon, een medaillon dat hij uit duizenden herkent.

Het is een sieraad van zijn moeder, die vijf jaar geleden gestorven is. Gestorven in zijn armen, terwijl hij wanhopig probeerde haar te redden. Toen zijn vader hem zo vond, werd hij zo kwaad dat hij hem het huis uitzette. "Heb je nu je zin?!" brulde hij met een van verdriet vertrokken gezicht. "Ze is dood, dood! Wat heb je gedaan? Ga uit mijn ogen! Ik wil je nooit meer zien." Sijtze probeerde het uit te leggen, dat hij het niet gedaan had en haar juist probeerde te redden, maar zijn woorden botsten tegen een muur van onbegrip en haat. Zijn vader had zich al van hem afgekeerd.

Hij was meteen vertrokken, zonder een cent op zak. Hij vond werk als veenarbeider en probeerde zijn verleden achter zich te laten, zijn lippen stijf op elkaar. Vijf jaar lang had hij gezwoegd en geprobeerd te vergeten. Maar nu was het voorbij. Zijn vader kent eindelijk de waarheid. Het hoe, wat, waarom en wanneer zou hij nog wel horen. Het belangrijkste is dat hij niet meer bang hoeft te zijn. Hij mag eindelijk zijn mond weer opendoen.

Sinds die dag is Sijtze veranderd. Woorden stromen uit zijn mond. Hij wil praten, vertellen, zingen en lachen. Al die jaren heeft hij nauwelijks gesproken, maar wel geluisterd. Geluisterd naar alle mensen met wie hij zwoegde. De mensen uit alle windstreken van het land, allemaal met hun eigen dialect. Zijn woorden vormen een prachtige mix van al deze klanken en smelten samen tot een eigen dialect. Zijn dialect: het Smillegers.

[Blog in dialect is een idee van Soyrosa en is geïnspireerd op een van de geluidsfragmenten die de afgelopen decennia zijn verzameld door onderzoekers van het Meertens Instituut. De verhalen van deze personen zijn soms wonderbaarlijk mooi, en ook opvallend oprecht. Kies je eigen dialect (het dialect van de streek of stad waarin je zelf geboren bent), beluister het fragment of de fragmenten, verbaas je over het verhaal van de personen die dit dialect spreken, en laat het fragment de basis zijn van een blogje. Dit blog is geïnspireerd op opname 1 in de categorie: Drenthe --> Smilde]

zondag 4 oktober 2009

Heb jij dat nou ook?

Ik ben geen mietje. Een beetje regen doet me niets. Dus ook tijdens zachte miezerbuien, harde miezerbuien, stortbuien of ferme slagregens fiets ik elke dag op en neer naar mijn werk. Ik neem hooguit een paraplu mee. Wanneer het niet waait, that is. Want er is niets lulligers dan met een verbeten hoofd en witte knokkels rondom het handvat op de fiets te zitten, terwijl je verwoed probeert je paraplu weer in de normale stand te krijgen.

Leuk is het niet, kleddernat geregend worden. Maar gedeelde smart is halve smart: in een land met ruim 16 miljoen inwoners ben ik vast niet de enige met een coupe doorweekt en een plakkende spijkerbroek. En daar gaat het dus mis! Er bestaat namelijk een zeer vreemd fenomeen dat altijd mij lijkt te treffen.

Vorig week was het ook weer zo ver. Na het werk bleek het erg hard te miezeren. Het woord 'miezer' lijkt te suggereren dat het gaat om een klein, ja miezerig, buitje waar je amper nat van wordt. Zo'n buitje waar je fluitend doorheen fietst. Maar bij harde miezer is niets minder waar. Harde miezer zorgt ervoor dat je binnen 2 seconden compleet doorweekt bent. Harde miezer is in staat om elk plekje binnen die luttele seconden te bedekken met een laag nattigheid. Maar goed, ik ben niet de enige, toch?

Dus wel! De mensen die ik tegenkwam op de fiets waren allemaal maar enigszins vochtig, hun haren wapperden nog droog in de wind. Toen ik de Albert Heijn in stapte, bleek ik de enige te zijn met kletsnatte haren, een doorweekte spijkerbroek, een jas die om mijn lijf plakte en druppeltjes aan mijn neus. De rest van de supermarktbezoekers keek me meelijwekkend aan en pronkten nog eens met hun droogheid.

Het is een mysterie, een samenzwering van het universum tegen mij, een wrede grap van de natuur. Of heb jij dat nou ook?

dinsdag 15 september 2009

Nieuwe buren

Vroeger was alles beter, dat is algemeen bekend. Wanneer je Vroeger nieuwe buren kreeg, waren er twee scenario's mogelijk. Scenario 1: de nieuwe buren stonden de dag dat ze hun nieuwe optrekje betrokken, met een brede glimlach en de pareltjes verhuiszweet nog op het hoofd, met uitgestrekte hand voor je deur. In scenario 2 kreeg je zelf de kans om de perfecte buur te zijn. Met een versgebakken appeltaart, met onbespoten appeltjes uit eigen tuin, verwelkomde je de nieuwe buren hartelijk.

Na deze vlotte kennismaking groette je elkaar elke dag, hield je elkaars straatje schoon en na een week werden de huissleutels al uitgewisseld voor 'noodgevallen'.

Dat is tegenwoordig wel anders.

In een flat met slechts drie lagen woon je nogal dicht op elkaar met als gevolg dat je je buren vaak tegen het lijf loopt. Nieuwe buren vallen dan ook snel op. Helemaal wanneer ze in de flat naast je getrokken zijn. Maar tegenwoordig is het helaas geen Vroeger meer. Dat hebben mijn nieuwe buren uitgebreid gedemonstreerd.

De eerste dagen gaf ik ze de kans om scenario 1 tot uitvoer te brengen. Dagenlang heb ik geleefd als een kluizenaar om het moment suprème dat de nieuwe buren aan zouden bellen en het mysterie rondom hun identiteit zouden onthullen, niet te missen. Maar na een week werd het toch tijd om weer eens boodschappen te gaan halen. Ik besloot over te gaan op scenario 2. In de supermarkt haalde ik de beste biologische appeltjes (omdat tuintjes tegenwoordig schaars zijn en tuintjes met eigen appeltjes helemaal) en bakte ik eigenhandig een overheerlijke appeltaart.

Maar telkens als ik de nieuwe buren tegenkwam in de centrale hal, vluchtten ze snel als schimmen hun eigen flatje in. Mij achterlatend met een appeltaart die steeds minder vers werd.

Groeten zit er dus nog niet in, elkaars matje terugleggen nadat de schoonmaker geweest is, is er nog niet bij en sleutels uitwisselen wordt hem al helemaal niet ben ik bang.

Vroeger was alles beter...